Duik in theorie over doelen stellen in sport

Een belangrijk aspect aan de Sport Care Plus methode is het doelgericht werken. Er is veel onderzoek gedaan naar het nut en de effecten van doelen stellen. Hieruit blijkt dat het stellen van doelen veel positieve effecten heeft. Deze doelen moeten echter wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. In dit artikel kijken we naar de literatuur over doelen stellen, doelen stellen in sport en doelen stellen voor mensen met een beperking.

Doelstellingstheorie

Een veel gebruikte theorie over doelen stellen is de doelstellingstheorie van Locke en Latham (1985, 1990). Zij hebben vanaf de jaren zestig veel onderzoek gedaan naar wat er nodig is om succesvol te zijn en doelen te behalen. Hiervoor ontwikkelden zij de doelstellingstheorie. Deze theorie omschrijft hoe het stellen van doelen zorgt voor betere prestaties en wat de kenmerken zijn van goede doelen. Volgens hen: 

  • Leiden doelen ertoe dat er aandacht en moeite worden gestoken in de doelgerelateerde activiteiten.
  • Zorgen doelen ervoor dat iemand gemotiveerder is bij het uitvoeren van doelgerelateerde taken.
  • Hebben doelen invloed op de vasthoudendheid bij het uitvoeren van doelgerelateerde taken.
  • Zorgen doelen ervoor dat er relevante strategieën en kennis toegepast worden.

Locke en Latham hebben ook gekeken naar de kenmerken die een doel moet hebben om de haalbaarheid te vergroten. Volgens hen zijn er vijf principes die je kans op succes vergroten:

  • Helderheid: Als taken helder zijn weet je wat je wilt bereiken, hoe je het kunt bereiken, hoe je dit kunt meten en wanneer je doel behaald is.
  • Uitdaging: Als een doel uitdagend is gaat men er harder voor werken. Het doel moet wel haalbaar blijven. 
  • Toewijding: De betrokkenen moeten het eens zijn met het doel en samen besluiten ervoor te werken. 
  • Feedback: Ook is het belangrijk om terugkoppeling te geven en te ontvangen. Door feedback wordt het duidelijk of iets wel of niet goed gaat, waardoor je eventueel taken bij kunt stellen of juist door kunt gaan op hetzelfde pad. Feedback is ook wat je meet, loopt iemand meer kilometers dan een paar weken terug? Dan is dat ook feedback over of je trainingen goed gaan. 
  • Taak complexiteit: Bedenk je hoe lastig taken zijn en breek ze eventueel op in kleinere deeltaken. Grote complexe taken kunnen namelijk snel overweldigend zijn.

Maar er zijn twee problemen als het gaat om de doelenstellingstheorie van Locke en Latham.. 

  1. Het is ontwikkeld vanuit en voor de zakelijke wereld en het management op de werkvloer.. niet voor sport.. Hoe goed werkt de doelenstellingstheorie dan voor sporters?
  2. Houdt doelenstellingstheorie ook stand wanneer we werken met mensen met een beperking? Zijn doelen dan ook nuttig?

Doelen stellen in sport

Er is zijn onderzoeken gedaan die de theorie van Locke en Latham bevestigen. Die onderzoeken focussen zich echter vooral op de zakelijke wereld (Healy et al. 2018; Locke & Latham 1985). Voor sport zijn de bewijzen minder sterk. Dit komt volgens Healy et al. (2018) vooral doordat er bij sporten meer zaken van invloed zijn op prestaties dan in een zakelijke omgeving. Bij sporten spelen meer effecten mee. Denk bijvoorbeeld aan de interacties met de coach, tegenstanders en teamleden. Maar ook de persoonlijkheid, motivatie, lichamelijke kenmerken en het gedrag van de sporter.  

In het artikel Goal Setting in Sport and Performance van Healy et al. (2018) bespreken zij literatuur over de doelstellingstheorie en hoe die wordt toegepast in de sport. Hierin beschrijven zij de verschillende uitkomsten over de theorie in sport. Aan de hand van die onderzoeken geven zij tips voor aanpassingen en verder onderzoek. Zo halen zij Maitland & Gervis aan (2010) die stellen dat in de doelstellingstheorie weinig aandacht besteed aan motivatie; waarom wil iemand een doel bereiken? Terwijl die waarom vraag juist belangrijk is bij het bereiken van sportdoelen. Volgens Healy et al. is het stellen van doelen belangrijk en waardevol voor sportprestatie. Ze geven aan dat wel rekening gehouden moet worden met de complexe kanten van sportprestaties.

De Flow

Doelen stellen in sport is volgens Oertig et al. (2013) belangrijk om in “de flow” te komen. In sportpsychologie is er veel onderzoek gedaan naar “de flow”. Misschien ken je het wel, je bent zo lekker bezig met je training dat je de tijd vergeet. Je gaat er helemaal in op en levert een topprestatie. Dat is “de flow”. Maar hoe kom je in de flow? Oertig et al. (2013) Stellen dat om in een flow te komen, er drie zaken aanwezig moeten zijn.

  1. Er moet een balans zijn tussen iemands skills en de taak, het moet dus niet te moeilijk of te makkelijk zijn. 
  2. Er moet duidelijke feedback zijn, het moet tijdens de uitvoering duidelijk zijn of iets wel of niet goed gaat. 
  3. Er moeten duidelijke doelen zijn, de taken en de verwachte resultaten moeten helder zijn, dit zorgt voor structuur. 

De benoemde kenmerken van Oertig et al. komen overeen met de kenmerken van doelen volgens Locke en Latham. Andere auteurs bevestigen dat stellen hetzelfde en zeggen dat doelgerichte activiteiten sterk correleren met “in de flow komen” (Rheinberg et al. 2007; Jackson et al. 2001).  

Uit het voorgaande blijkt dat het stellen van doelen ervoor zorgt dat sporters meer succes kunnen bereiken omdat ze gemotiveerder zijn, meer toegewijd zijn, beter focussen op relevante strategieën, en beter in “de flow” kunnen raken. Het stellen van doelen is alleen niet zo makkelijk als het doet lijken, aangezien de sportpraktijk complex kan zijn. Volgens Healy et al. moeten we onder andere rekening houden met de persoonlijke eigenschappen van de sporter, laten we daarom kijken naar de voor en nadelen van doelen stellen voor mensen met een verstandelijke beperking of gedragsstoornis.

Doelen voor mensen met een beperking of gedragsstoornis

Veel van de onderzoeken over sport en doelen stellen zijn gedaan met sporters zonder beperkingen. Hoe zit het dan bij onze doelgroepen? Ook bij sporters met een verstandelijke beperking of gedragsstoornis heeft het stellen en behalen van doelen voordelen. Volgens Martin (2005; 2013) heeft het ervaren van successen in sport een positief effect op sporters met een beperking. Hij zegt onder andere dat doelen stellen een belangrijk is voor alle ontwikkelingen op mentaal vlak. Na het behalen van een doel, zeggen zijn participanten dat ze bijvoorbeeld:

  • Meer vertrouwen hebben in hun sportiviteit,
  • Meer zelfvertrouwen hebben,
  • Zelfverzekerder zijn dat ze ook op andere gebieden vooruitgangen kunnen boeken (Martin 1999; 2005; 2013).

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat zelf doelen stellen leidt tot positieve uitkomsten. Onder andere meer motivatie bij mensen met bijvoorbeeld ADHD of autisme spectrum stoornis (ASS) (McConkey en Collins 2011; Copeland & Hughes 2002; Konrad et al. 2007; Palmer & Wehmeyer 2003; Carr et al. 2014). Zo geven McConkey en Collins aan dat mensen met een verstandelijke beperking meer sociaal participeren als zij hier doelen voor stellen (2011). Hierbij hadden de deelnemers wel ondersteuning nodig van zorgverleners of naasten. Voor ASS zijn de onderzoeken over de effecten van doelen stellen lastig te generaliseren. Mensen op het spectrum verschillen veel van elkaar. Maar de uitkomsten van de gedane onderzoeken zijn wel positief (Hodgetts & Park 2016; Carr et al. 2014).

Doelen stellen: Hoe doe je dat dan?

Het stellen van doelen heeft een positief effect op de prestaties en motivatie van mensen, dat is duidelijk. Maar uit de literatuur komt ook naar voren dat het nog niet zo makkelijk is om goede doelen te stellen. In de sport wordt er veel gebruik gemaakt van S.M.A.R.T. geformuleerde doelen, maar die houden dus niet genoeg rekening met persoonlijke factoren. Ook geven deze doelen geen antwoord op de “waarom vraag” die heel belangrijk is om goed gemotiveerd te zijn.. Maar hoe stel je dan wel goede doelen?

Höchli et al hebben daar een interessante theorie over (2018). Zij stellen dat grotere doelen heel belangrijk zijn om meer motivatie te creëren. Volgens hen vooral wanneer je grote en lange termijn uitdagingen hebt. In hun artikel maken zij daarom onderscheidt tussen hoofddoelen, tussendoelen en subdoelen. De hoofddoelen zijn groot en vaag, zoals “ik wil gezonder worden”. Dit zijn onduidelijke doelen die niet makkelijk te behalen zijn. Daarom verdeel je die in tussendoelen zoals “ik wil meer bewegen” en “ik wil gezonder eten”. Die tussendoelen ga je vervolgens bereiken door subdoelen te formuleren, zoals “ik ga elke dag 30 minuten wandelen” en “ik ga elke dag 2 stuks fruit eten”. 

Door op deze manier te werken met hoofddoelen krijg je antwoord op de “waarom vraag”, waarom wil iemand het doel bereiken? En die waarom vraag is ontzettend belangrijk om gemotiveerd te blijven, ook op langetermijn. Want als je niet weet waarom je iets doet, waarom zou je het dan doen? Dit zorgt ervoor dat je een reden hebt om te werken aan die tussen- en subdoelen. Je ziet in waarom het belangrijk is om te werken aan die doelen, omdat ze bijdragen aan het behalen van het grote doel (Höchli et al. 2018). 

Dit betekend niet dat S.M.A.R.T. doelen helemaal fout zijn, ze hebben ook hun plek in dit model! De subdoelen kun je namelijk nog steeds S.M.A.R.T. formuleren. Maar door ook aandacht te besteden aan het hoofddoel krijgen de S.M.A.R.T. doelen een logische plek in een grotere context. 

Doelen moeten aan nog wel meer kenmerken voldoen.. daarover komt binnenkort een artikel! Stay tuned voor “hoe stel je goede doelen!”.

Bronnen

Carr, M. E., Moore, D. W., & Anderson, A. (2014). Goal Setting Interventions: Implications for Participants on the Autism Spectrum. Review Journal of Autism and Developmental Disorders1(3), 225–241.

Copeland, S. R., & Hughes, C. (2002). Effects of goal setting on task performance of persons with mental retardation. Education and Training in Mental Retardation, 37,40–54.

Hodgetts, S., & Park, E. (2017). Preparing for the future: a review of tools and strategies to support autonomous goal setting for children and youth with autism spectrum disorders. Disability and Rehabilitation39(6), 535–543. https://doi.org/10.3109/09638288.2016.1161084.

Healy, Laura & Tincknell-Smith, Alison & Ntoumanis, Nikos. (2018). Goal Setting in Sport and Performance.

Healy, L. C., Ntoumanis, N., Veldhuijzen van Zanten, J. J. C. S., & Paine, N. (2014). Goal striving and well-being in sport: The role of contextual and personal motivation. Journal of Sport & Exercise Psychology, 36, 446- 459. doi: 10.1123/jsep.2013-0261

Höchli B, Brügger A and Messner C (2018) How Focusing on Superordinate Goals Motivates Broad, Long-Term Goal Pursuit: A Theoretical Perspective. Front. Psychol. 9:1879. doi: 10.3389/fpsyg.2018.01879

Jackson, S. A., Thomas, P. R., Marsh, H. W., and Smethurst, C. J. (2001). Relationship between flow, self- concept, psychological skills, and performance. Journal of Applied Sport Psychology, 13, 129-153.

Konrad, M., Fowler, C. H., Walker, A. R., Test, D. W., & Wood, W. M. (2007). Effects of self-determination interventions on the academic skills of students with learning disabilities. Learning Disabilitiy Quarterly.doi:10.2307/30035545.

Locke, E. A., & Latham, G. P. (1990). A theory of goal setting & task performance. Prentice-Hall, Inc.

Locke, E. A., & Latham, G. P. (1985). The Application of Goal Setting to Sports. Journal of Sport Psychology7(3), 205–222. https://doi.org/10.1123/jsp.7.3.205.

Martin, J. (2013). Identity and Disability in Sport. I C. Moheyeddi (Red.), Advances in the psychology of sports and exercise. (editie) (p. 15-24). New York, Amerika: Nova Publishers.

Martin, Jeffrey. (2005). Sport psychology consulting with athletes with disabilties. Sport and Exercise Psychology Review. 1. 33-39.

McConkey, R., & Collins, S. (2010). Using personal goal setting to promote the social inclusion of people with intellectual disability living in supported accommodation. Journal of Intellectual Disability Research54(2), 135–143. https://doi.org/10.1111/j.1365-2788.2009.01224.x.

Oertig, D., Schüler, J., Buchli, R. (2013) Fit between Situational and Dispositional Goal Orientation, and its Effects on Flow Experience and Affective Well-Being during Sports. In C. Mohiyeddini.Advances in the Psychology of Sports and Exercise. Nova Science Publishers. New York.

Palmer, S. B., &Wehmeyer, M. L. (2003). Promoting self-determination in early elementary school: teaching self-regulated problem-solving and goal setting skills. Remedial and Special Education.doi:10. 1177/07419325030240020601.

Rheinberg, F., Manig, Y., Kliegl, R., Engeser, S., and Vollmeyer, R. (2007). Flow during work but happiness during leisure time: Goals, flow-experience, and happiness]. Zeitschrift für Arbeits- und Organisationspsychologie, 51, 105-115.